Stel je de situatie voor van een patiënte die in de wachtkamer van de huisarts zit. Zij heeft een afspraak om 10:15 en het is al 10:30. Zij gaat daarom naar de balie en vraagt aan de assistente: “Ben ik nog niet aan de beurt?” Voor de assistente is het deze ochtend de derde patiënt die iets dergelijk vraagt. De vorige keren is ze naar de huisarts gegaan en heeft hem de boodschap overgebracht. De huisarts heeft haar duidelijk gemaakt dat zij hem met dergelijke vragen niet moet storen, dat hij niet kan “heksen” en dat de mensen maar geduld moet hebben. Nu weer iemand met een opmerking over de tijd komt, raakt de assistentie onzeker over wat zij moet doen. Ze denkt: “Weer zo een stuk ongeduld” en zegt enigszins geïrriteerd: “Blijf u maar rustig even wachten, u komt heus wel aan de beurt. De dokter kan niet heksen”. De patiënte denkt: “Weer zo een jong ding die denkt dat ze heel wat is”, raakt ook geïrriteerd en zegt op haar beurt: “Je moet mij niet als een kind behandelen; afspraak is afspraak. Zeg maar dat ik een andere keer wel terug komt”. En ze vertrekt.
Dergelijke situaties komen vaak voor. In plaats van aan de patiënte te vragen of zij het vervelend vind om even te wachten, omdat de dokter wat langer tijd nodig heeft voor een andere patiënt, gaat de assistente ervan uit dat de patiënte gewoon ongeduldig is. Zij interpreteert haar gedrag op grond van eerdere ervaringen met andere patiënten in plaats van na te gaan wat er in de nieuwe situatie aan de hand is. Op grond van haar interpretaties raakt zij geïrriteerd. De patiënte bedoelde met haar vraag iets heel anders. Omdat zij thuis een oppas heeft voor de kinderen, die om 10:45 weg moet, zit zij op hete kolen. Zij wil in ieder geval even bellen om te zeggen dat zij later thuis zal komen dan afgesproken. Daarom wil ze weten hoe lang nog te wachten. Door haar eigen interpretaties van de reactie van de assistentie, raakt zij zelf ook geïrriteerd. Zij gaat uit van het vooroordeel dat de jeugd van tegenwoordig denkt dat ze alles kunnen zeggen. Wat zij zelf eigenlijk wilde, verdwijnt naar de achtergrond. Aan even naar huis bellen komt zij niet meer aan toe.
Onze waarnemingen geschiedt steeds door een gekleurde bril. We denken en vinden altijd meteen iets van hetgeen we waarnemen. We interpreteren de werkelijkheid om ons heen en ons gedrag stemmen we af op die interpretatie. Het bovenstaande voorbeeld maakt duidelijk dat daarbij fouten kunnen worden gemaakt. De situatie verloopt heel anders dan nodig zou zijn, als beiden van elkaar hadden geweten waarom ze op een dergelijke manier reageerden.
Wanneer je met iemand in contact komt dan ontkom je niet aan een “eerste indruk”. Hij lijkt je sympathiek, eigenwijs, wel aardig, onzeker, nerveus, afstandelijk, joviaal of iets dergelijks. Je realiseert je vaak niet dat het daarbij gaat om kwalificaties die je niet kunt zien, niet kunt waarnemen, maar die je afleidt uit wat je aan de andere ziet of uit zijn gedrag. Het zijn interpretaties. Je reageert dus niet op de andere zoals die is, maar voor zover en zoals jij hem waarneemt en dan nog op grond van je eigen interpretaties van je waarnemingen. Op deze wijze communiceren wij met elkaar.
Hoi Ben,
Het klopt wel, bij onze huisarts liep het laatst toevallig ook uit, maar daar kunnen ze nog niet zo communiceren zoals jij het schetst helaas. Het veroorzaakt dan ook veel onrust bij de patient.
Bij Yulius is er weer een andere manier van communiceren tussen doktoren en clienten, dat gaat in mijn situatie per e-mail en dat is makkelijk communiceren.
Hoi Luuk,
Communiceren kan natuurlijk ook goed gaan als we bereid zijn te luisteren naar wat de andere echt bedoeld.
Misschien dat als je een email terug stuurt, je tijd hebt om er over na te denken en dus niet meteen (eventueel emotioneel) reageert.